Genesis 1 beschrijft hoe de wereld waarin we leven werd gemaakt. God sprak en het was er. Het eerste wat daarbij tot stand kwam was licht. Echter, deze geschiedenis is niet slechts voltooid verleden tijd. Het licht van de eerste scheppingsdag spreekt niet alleen over de oude, maar net zo goed over nieuwe schepping. Sterker nog, de nieuwe schepping is de vervulling van wat God al in de eerste woorden van Genesis sprak. Hiervoor wil ik drie redenen geven:
1. Johannes zegt dat het licht van de eerste scheppingsdag vervuld wordt in de Heere Jezus Christus.
2. Paulus zegt dat het licht van de eerste scheppingsdag overeenkomt met de heerlijkheid van Christus.
3. Andere dagen in Genesis 1 spreken eveneens over de nieuwe schepping.
Johannes
Ten eerste schrijft de apostel Johannes dat de woorden van Gen. 1 niet slechts op het verleden slaan, maar dat ze vervuld worden in de Heere Jezus Christus. En Christus hoort per definitie bij de nieuwe schepping.
Joh. 1:1-3 In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.
Door te beginnen met de frase ‘in den beginne’ wordt er nadrukkelijk een vergelijking gemaakt met Gen. 1. Waar Mattheus verwijst naar Genesis (wording) via het geslachtsregister van de Heer, maakt Johannes een verbinding door te verwijzen naar deze bekende eerste woorden. Zonder verder in te gaan op de verschillende begrippen in Joh. 1 mag duidelijk zijn dat de schepping is voortgekomen uit God die van den beginne gesproken heeft.
‘In den beginne was het Woord…en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.’
God sprak en het was er. En het eerste waar God over sprak was licht.
Joh. 1:4-5 In Hetzelve was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen. En het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft hetzelve niet begrepen.
Binnen de vergelijking komt dit licht overeen met het licht van de eerste scheppingsdag.
Gen. 1:3 En God zeide: Daar zij licht! en daar werd licht.
Maar Johannes dit licht ogenblikkelijk in verband met de verschijning van het ware Licht, de Heere Jezus Christus.
Joh. 1:9 Dit was het waarachtige Licht, Hetwelk verlicht een iegelijk mens, komende in de wereld.
Hij zegt dat het Woord, waaruit het licht voortkomt, vervuld wordt in de HEERE Jezus Christus. God sprak weliswaar in het verleden, maar daarmee legde Hij slechts Zijn plan voor de toekomst vast. Hij gaf uitdrukking aan Zijn gedachten, maar de uiteindelijke vervulling van deze woorden liet nog een paar duizend jaar op zich wachten. Gods Woord brengt Leven, brengt Licht, brengt de Levende Christus, het Licht in de duisternis. En waar de mens eeuwig licht en leven zoekt, zal hij dit slechts vinden bij de Heere Jezus Christus.
Hierbij dient opgemerkt worden dat Johannes zijn woorden na de opstanding van Christus heeft opgeschreven. Hij verwijst niet zozeer naar de geboorte van Jezus en Zijn omwandeling op aarde, maar naar de vleeswording (uitwerking, vervulling) van het Woord van God. De heerlijkheid van Christus wijst op Zijn opstanding uit de dood (vgl met Joh. 7:39).
Joh. 1:14 En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid.
Net zoals het licht in Gen. 1:3 niet de uiteindelijke vervulling van het Woord van God is, zo is de geboorte van de Heer in de kribbe en Zijn omwandeling op aarde ook slechts een noodzakelijke schaduw van Zijn opstanding uit de dood en wat daarna zou gebeuren. Voor zover men Zijn heerlijkheid zag, kwam dat door de wonderen en tekenen die Hij deed. Maar deze spreken stuk voor stuk over Zijn dood en opstanding en de consequenties daarvan.
De uiteindelijke vervulling van Gods beloften wordt gevonden in het aanbreken van de nieuwe schepping. En het eerste van de nieuwe schepping is: de Heere Jezus Christus, de Zoon van God!
Paulus
Ook de apostel Paulus schrijft in een van zijn zendbrieven dat het licht van de eerste scheppingsdag overeenkomt met de heerlijkheid van Christus.
2Cor. 4:6 Want God, Die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene, Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus.
In zijn brieven aan de Korintiërs beroept hij zich meerdere keren op zijn apostelschap. Hij is van Godswege aangesteld om het Evangelie te verkondigen, met name de hemelse positie van de Gemeente die daarin naar voren komt. Maar de Korintiërs hadden weinig trek in geestelijk voedsel. In plaats daarvan hielden ze zich liever bezig met aardse, zienlijke en tijdelijke dingen. Paulus schrijft in 2Cor. 4:1-6 dat hij nu eenmaal aangesteld is om het Evangelie van de heerlijkheid van Christus in al haar volheid te prediken, zonder iets achter te houden. En daarbij haalt hij Gen. 1 aan. Hij schrijft dat wat God zei in het verleden (oude schepping), inmiddels vervuld wordt in het hart van de gelovige (nieuwe schepping, 2Cor. 5:17). Waar de gelovige zich onderwerpt aan de werking van het Evangelie, zal hij van binnenuit verlicht worden en veranderen.
Analogie
Sommigen menen dat Paulus het licht van de eerste scheppingsdag slechts zou willen gebruiken ter illustratie binnen zijn betoog. God kon onmogelijk aan de nieuwe schepping denken bij het roepen van het licht omdat, zo luidt het argument, de zondeval van Adam nog niet had plaatsgevonden. Maar de kracht van het aanhalen van Gen. 1:3 zit hem juist in de profetische lading. Wat God doet in onze dagen is geheel in overeenstemming met Zijn vastgelegde plan. Over dit plan schreef Paulus in het begin van zijn eerste brief aan deze Korintiërs:
1Cor. 2:7-8 Maar wij spreken de wijsheid Gods, bestaande in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was; Welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben.
Als Pilatus en Herodes op de hoogte waren van Gods voornemen om een nieuwe schepping te maken door dood en opstanding (wedergeboorte), dan hadden ze de Heer nooit gekruisigd. En op een hoger niveau, als de duivel afwist van de wijsheid Gods, dan zou hij alles in het werk gesteld hebben om de Heer te behouden. Maar dat deed hij niet…
God had een plan, en dat plan lag vast. Maar het moest verborgen blijven totdat de weg naar de nieuwe schepping was vrijgemaakt. De Heer wist dus heel goed waar Hij op doelde toen Hij de schepping in zes dagen maakte en het was Paulus’ verantwoordelijkheid om dit vastgelegde plan in al haar facetten bekend te maken aan de gelovigen. Hij brengt geen zelfbedachte leer, maar openbaart in al zijn brieven verborgenheden die vastgelegd waren in de oudtestamentische geschriften.
Andere dagen
Tot slot wil ik laten zien dat andere dagen in Gen. 1 eveneens over de nieuwe schepping spreken. Het voert nu te ver om elke dag individueel te behandelen, maar als voorbeeld wil ik graag de zevende dag noemen.
Gen. 2:2 Als nu God op de zevende dag volbracht had Zijn werk, dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op den zevende dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had.
Op de zevende dag (sabbat) rustte God van al Zijn werken. Het gaat hier niet over de vraag of gelovigen de sabbat moeten houden, maar waar de rust over spreekt. Volgens Heb. 4 gaat dit uiteindelijk over de rust van het Nieuwe Verbond.
Heb. 4:3-4 Want wij, die geloofd hebben, gaan in de rust, gelijk Hij gezegd heeft: Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indien zij zullen ingaan in Mijn rust! hoewel Zijn werken van de grondlegging der wereld af al volbracht waren. Want Hij heeft ergens van den zevenden dag aldus gesproken: En God heeft op den zevenden dag van al Zijn werken gerust.
In dit Schriftgedeelte wordt uiteengezet dat God sinds het begin van de schepping weliswaar gesproken heeft over de rust, maar dat deze woorden profetisch waren. Want gedurende de geschiedenis van het volk Israël werden deze woorden niet vervuld. Soms leek het erop, maar het was niet de uiteindelijke vervulling. Ook niet onder de wet van het oude verbond. Het bleven slechts schaduwen van het werkelijke.
Heb. 4:8-9 Want indien Jozua hen in de rust gebracht heeft, zo had Hij daarna niet gesproken van een anderen dag. Er blijft dan een rust over voor het volk Gods.
Vanaf vers 10 blijkt het te gaan over de rust die Christus tot stand heeft gebracht door als Hogepriester het Nieuwe Verbond in te wijden. De werken verwijzen daarmee naar het oude verbond en de oude schepping. Als het Nieuwe Verbond aanbreekt, is het oude niet meer nodig. Als de nieuwe schepping aanbreekt is de oude niet meer nodig.
Heb. 4:10 Want die ingegaan is in zijn rust, heeft zelf ook van zijn werken gerust, gelijk God van de Zijne.
En daar sprak God al over in de dagen van Genesis 1! Hoezo slechts geschiedenis? Hoezo voltooid verleden tijd? Het gaat over het heden. Wanneer we dit beseffen en inzien dat God ‘van den beginne’ gesproken heeft, maar inmiddels spreekt door Zijn Zoon, dan rest ons niets anders dan te gehoorzamen en het goede Voorbeeld te volgen.
Heb. 4:11-12 Laat ons dan ons benaarstigen, om in die rust in te gaan; opdat niet iemand in hetzelfde voorbeeld der ongelovigheid valle. Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten.
Het Woord van God is levend en krachtig. Aan de ene kant maakt het een einde aan de oude schepping en veroordeelt het de zondaar. Maar aan de andere kant komt door datzelfde Woord de nieuwe schepping tot stand en brengt het leven voor de gelovige. Dat licht mag nu in onze harten schijnen.
Gen. 1:31 En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed.